Wolfgang Koeppen: pessimist die houdt van het leven

Wolfgang Koeppen

Er zijn schrijvers die vrijwel niemand kent en toch tot de grootsten behoren. Wolfgang Koeppen is zo’n schrijver. Zijn Tauben im Gras en Der Tod in Rom behoren tot mijn favoriete boeken. Ik prijs mij gelukkig dat ik Koeppens werk heb mogen leren kennen. Hij schrijft zijn belangrijkste werken in de jaren 1951-1953, vlak na de Tweede Wereldoorlog in een nog grotendeels verwoest Duitsland. De literatuur in Duitsland staat in het teken van Trümmerliteratur, Kahlschlag en die Stunde Null. Günther Eich schrijft Inventur, waarmee hij aangeeft dat de mensen in Duitsland niets meer hebben en de balans opmaken na het nazisme. Schrijvers mogen zich niet meer bedienen van de oude taal, want die is besmet door het misbruik ervan door de nationaalsocialisten. De realiteit moet sober en waarheidsgetrouw beschreven worden. Het gebruik van metaforen of stijlmiddelen zou het leed en het aangerichte kwaad alleen maar verdoezelen. Er moet een nieuwe taal gecreëerd worden, die vrijheid en pluralisme weerspiegelen en de inrichting van een geweldloze en rechtvaardige maatschappij niet in de weg mag staan.

Wolfgang Koeppen is een geëngageerde schrijver en staat aan de kant van de zwakken in de samenleving. In zijn proza neemt hij het voor hen op en in de portrettering van hen klinkt de sympathie van Koeppen door.  Zoals hij het zelf zegt: ‘De schrijver strijdt ook, kiest partij voor iets dat nog niet bestaat, misschien wel nooit zal bestaan. Hij is een advocaat van de zwakken, van de nood, de angst, het lijden. En een tegenstander van de machtigen. […] Ik sta volledig aan de kant van de mensen die mislukken.’

Maar Koeppen gelooft niet in de stichtende kracht van literatuur. In tegenstelling tot vele andere auteurs sluit Koeppen zich nimmer aan bij een literaire beweging zoals Gruppe 47, waartoe wel Günter Grass, Siegfried Lenz en Heinrich Böll behoren. Koeppen treedt niet in het publieke debat en beschouwt zichzelf louter als auteur en niet als spreekbuis van een nieuwe tijd. Hij voelt niet de drang ‘het geweten van de natie’ te zijn. Hij wil dat zijn literaire werken voor zich spreken en wil bij het schrijven ook de vrijheid hebben de stijl te kiezen die hem het beste ligt. Zijn afwezigheid in de publieke arena draagt eraan bij dat hij als schrijver veel minder bekendheid krijgt dan Grass en Böll.

Der Tod in Venedig – Thomas Mann. Een boek dat zowel thematisch als stilistisch grote invloed uitoefende op Koeppen.

Zijn analytisch en pessimistisch proza past niet in de toon van de naoorlogse, jonge en nog zoekende Bondsrepubliek. Zijn verteltechniek, de vele wisselende perspectieven en het ontbreken van werkelijke hoofdfiguren waarmee de lezer zich kan vereenzelvigen, geven zijn boeken een hoogst modernistisch en experimenteel karakter en dat is te veel gevraagd van het lezerspubliek en de literaire kritiek in een Duitsland dat zijn wonden nog aan het likken is. Maar Koeppen weet wel degelijk de juiste snaren te bespelen en beschrijft de naoorlogse sfeer treffend. Hij is kritisch over de ambivalente houding van de mensen tegenover het nazisme en toont hoe er in veel lagen van de Duitse maatschappij nog altijd een verlangen is naar de Hitlertijd. Rassenwaan en gewelddadigheid bepalen nog vergaand de denkbeelden van mensen. De politieke veranderingen blijven oppervlakkig en mensen zijn louter geïnteresseerd in consumeren. Koeppen lijkt veel maatschappelijke ontwikkelingen te voorzien. Met name Tauben im Gras beschrijft op het oog de Bondsrepubliek van begin jarig 60, als het verleden verdrongen is en de welvaart door het Wirtschaftswunder enorm gegroeid is. Er is geen behoefte aan reflectie, daarnaast kunnen mensen, gevangen als zij zijn door onwetendheid, afkomst en angst, niet kritisch terugkijken op hun daden.

Zoals in Nederland na de oorlog veel mensen geloofden in de leuzen van de nazipropaganda, zo hebben veel Duitsers zich nog niet losgemaakt van het kwaad. Koeppen wil daarmee niet zeggen dat Duitsers ‘van nature’ genegen zijn een kwaadaardige ideologie als het nazisme te omarmen. Het gaat hem er veel meer om aan te tonen hoe de menselijke aard in het algemeen is en welke psychologische processen ten grondslag aan de keuze voor het kwaad. Mensen zijn onzeker, gedesoriënteerd en zoekend naar bestendigheid in een armzalig bestaan en dit staat los van de maatschappelijke constellatie waarin zij zich bevinden. Rusteloosheid speelt allen parten in Koeppens romans en er lijkt geen bestaansperspectief te bestaan. Angst is wat het leven kenmerkt en die angst geeft mensen motieven te handelen of juist niet te handelen. De grote Duitse literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki heeft Der Tod in Rom van Koepen getypeerd als een studie over angst.

In het werk van Koeppen zitten de invloeden van James Joyce, Dos Passos en ook Alfred Döblin, die met Berlin Alexanderplatz de essentiële roman schreef over de vertwijfeling en richtingloosheid van de mens in de moderne stad. Deze schrijvers gaan fragmentarisch te werk, combineren triviale beschrijvingen zoals krantenkoppen en reclameteksten met scherpzinnige observaties. Gedachtestromen zijn bepalender voor het verloop van een roman dan de handelingen en de structuur van de roman. De stemming van Koeppens personages wordt weerkaatst in de omgeving, zij kunnen er geen greep op krijgen, maar kunnen er ook niet aan ontsnappen. De omgeving roept angst op bij mensen, sluit een web van agressie om hen heen en werkt bevreemdend. Koeppen lijkt veel maatschappelijke ontwikkelingen te voorzien. Met name Tauben im Grass beschrijft op het oog de bondsrepubliek van begin jaren 60. Wil Trümmerliteratur zo realistisch en sober mogelijk te werk gaan, Koeppen maakt literaire constructies van de werkelijkheid. Het is geen spiegel die hij voorhoudt, want een spiegel reflecteert slechts een kant van de werkelijkheid. Hij kiest ervoor zo veel mogelijk invalshoeken te gebruiken om de lezer ervan te vergewissen dat een ieder de werkelijkheid anders ervaart.

‘Wer diesen Roman nicht gelesen hat, der solle nicht glauben, er kenne die deutsche Literatur nach 1945’ – Marcel Reich-Ranicki over ‘Tauben im Gras’.

Das Treibhaus, het tweede deel van zijn Trilogie über Deutschland staat te boek als de meest pessimistische van de drie. Koeppen toont de jonge Bondsrepubliek als een naargeestig land met restauratieve trekken waarin conservatieve kringen de touwtjes weer stevig in handen hebben. Het fascisme herleeft, de politiek is corrupt en de jacht naar meer welvaart vertroebelt het zich op werkelijke politieke hervormingen. Zo ziet Koeppen het nieuwe Duitsland, maar het is geen agressieve aanval of een ideologische veroordeling van zijn land en landgenoten. Het is meer een melancholieke klaagzang, voorgedragen aan de lezer in een subtiele, prachtige poëtische stijl. De kritiek op het boek is vernietigend. De in die tijd nogal conservatieve Duitse literatuurkritiek spreekt over ‘ruïne-existentialisme’ en zelfs ‘pisbakken-pornografie’.  Er zijn opmerkelijke uitzonderingen. Hans Magnus Enzensberger zal later zeggen over Koeppen dat hij een van de grootste stilisten uit de Duitse literatuur is. Die Frankfurter Allgemeine Zeitung spreek naar aanleiding van Das Treibhaus over ‘grootse literatuur die voorkomt uit Koeppens lijden aan de huidige situatie in Duitsland’.  Ranicki zal later spreken over Tauben im Gras als een van de allerbeste naoorlogse romans.  ‘Wie dat boek niet gelezen heeft, kent de Duitse literatuur van na 1945 niet’, voegt Ranicki daaraan toe. Langzamerhand krijgt Koeppen de waardering die hem toekomt.

Der Tod in Rom is veel meer dan een veroordeling van heroplevende nazistische en fascistische sentimenten. Tegen een achtergrond van het vervallen Roomse rijk laat Koeppen zien hoe een veelzijdigheid van verhulde seksuele motieven mensen aanzet tot bepaalde handelingen. Hun handelen is dus niet alleen gedetermineerd door oorlog, politiek of ideologie, maar stoelt voornamelijk op subtiele onbewuste psychologische processen. En die psychologie kleurt het morele karakter van de personages in de boeken van Koeppen. Daarnaast plaatst Koeppen de handeling buiten Duitsland om het perspectief van de buitenstaander te creëren. Door zijn verhaal te situeren in de ‘eeuwige stad’ wil Koeppen laten zien dat menselijke motieven voor handelen tijdloos zijn en dood, onderdrukking en verval ons altijd begeleiden. Dat geldt evenzeer voor kunst en scheppingskracht. Kunstzinnigheid en kwaad complementeren elkaar in het leven, het is onmogelijk hen te scheiden. Der Tod in Rom bevat de mooiste volzinnen ooit geschreven in de Duitse taal, die aansluiten bij het lyrische taalgebruik zoals we dat bij Rainer Maria Rilke vinden.

De werken van Koeppen zijn door zijn lange volzinnen niet toegankelijk, maar schatkamers van lyriek en taal. Koeppen wisselt ogenschijnlijk moeiteloos over van de ene vertelinstantie naar de andere. Zo spreekt een auctoriële verteller, dan krijgt de lezer een monoloog voorgeschoteld, die dan weer met speels gemak overgaat in dialogen. Dit alles vereenvoudigt het lezen niet, hetgeen een verdere verklaring is voor de relatieve onbekendheid van zijn werk, maar verhoogt de schoonheid en ritme van het taalgebruik. Koeppen is een begaafd stilist en lardeert zijn proza met zinderende metaforen en melodieuze zinnen. De diepte van zijn psychologie en observaties maakt hen voor de moderne lezer nog altijd een interessante en boeiende schrijver, maar is aan het door oorlog, ellende en armoede murw geslagen Duitse lezerspubliek niet besteed. In dat opzicht is Koeppen ook een belangrijke vernieuwer van de Duitse literatuur en effent hij het pad voor analytische en kritische literatuur, die tegelijkertijd uitblinkt in stijl en het artistieke omarmt.

Het is waar dat Koeppens werk vaak een pessimistische teneur ademt, maar evenzeer houdt Koeppen van het leven. Als critici hem negativiteit verwijten, wijst hij op de verwantschap van zijn proza met dat van schrijvers als Flaubert, Proust, Kafka, Mann en Joyce, die de lezers ook geen positieve idee aanbieden. Hun werken belichten echter wel de onuitputtelijke inspiratie die de werkelijkheid en het gedrag van mensen oproepen en door hen zijn vastgelegd in onvergetelijke literatuur. De strijd tussen geest en daad is een brandend thema in zijn werk. We komen bij Koeppen vaak de idealistische weifelende intellectueel met geen enkel gevoel voor machtsverhoudingen tegen. De mensen die dat laatste wel hebben en tot actie overgaan, zijn vaak cynisch en worden gedreven door duistere motieven. De esthetiek waarmee hij dit alles beschrijft, komt voort uit een diep verlangen naar een betere wereld en toont aan dat Koeppen geen pessimistische houding tegenover mensen en het leven inneemt. Zijn helden zijn eerder teleurgestelde romantici dan notoire zwartkijkers. De vele schitterende lyrische passages in zijn werk bewieroken het leven zoals alleen een melancholische romanticus dat kan. De romanticus die lijdt aan zijn eigen tekortkomingen en de schraalheid van het bestaan, maar geniet van schoonheid en vasthoudt aan hoge idealen.

 

 

 

 

 

 

 

 

0

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Translate »
%d bloggers liken dit: